E-learning Informele Zorg

Het perspectief van het netwerk leren kennen

KerntaakVersterken
CompetentiesHeeft een open en nieuwsgierige houding en kan daarop reflecteren. Heeft kennis over de kunst van het vragen stellen en kan dit in gesprekken inzetten om het perspectief van het netwerk te leren kennen. Heeft daarbij aandacht voor wederzijdsheid.
OnderwerpHet perspectief van het netwerk leren kennen
WerkvormReflecteren en Toepassen
SamenstellingDrietallen
Tijd120 minuten
Niveauhbo

De kunst van het vragen stellen

De organisatie ‘Stichting Mee’ maakt in haar werkwijze : ‘Sociale Netwerk Versterking’ gebruik van de publicatie: ‘De kunst van het vragen stellen’ van Willem Verhoeven (Aarle Rixtel, 2010). Daarin worden vijf typen vragen onderscheiden.

  • Bewustzijnsvragen waaronder de volgende vragen vallen:

1) Concretiserende vragen die de verteller de kans geven om een concreet beeld van de situatie te schetsen. Het gaat dan om vragen als: ‘Je geeft aan dat je het wéér gezellig wilt hebben. Wanneer was het voor het laatst gezellig? Hoe zag dat eruit? Wat hebben jullie toen gedaan? Als ik op mijn fiets was langsgereden en naar binnen had gekeken, wat zou ik dan hebben gezien?’

2) Circulaire vragen kunnen de verteller helpen een kwestie vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Het gaat dan om vragen als ‘Als ik aan jouw moeder vraag wat ze verstaat onder gezelligheid. Wat zou ze dan zeggen? Welke tips zou oma jullie geven? Als ik je moeder vraag wat zij van deze beslissing vindt, wat zou ze dan zeggen?’ 

3) Schaalvragen. Hierbij wordt op een schaal van nul tot tien aangegeven waar de persoon vindt dat hij staat. Nul staat voor het minst gunstige, moeilijkste moment van de kwestie. Bij een tien zijn de doelen bereikt op voldoende en bevredigende wijze. ‘Je geeft aan dat je de gezelligheid een drie geeft deze week. Wat gebeurt er al waardoor de gezelligheid niet op nul staat maar op drie? Met welk cijfer zou je tevreden zijn? Wat zou de eerste stap kunnen zijn om daar te komen?’.

  • Verantwoordelijkheidsvragen waardoor iemand gaat nadenken over zijn eigen rol in het geheel. ‘Hoe ga jij hieraan bijdragen? Wat kun jij er aan doen? Wat heb je tot nu toe gedaan om (…)?’
  • Vragen voor realiteitstoetsing, die gaan over de realiteit van de huidige situatie die op gespannen voet kan staan met het toekomstbeeld dat het sociale netwerk heeft. ‘Waar zie je in de huidige situatie al kleine stukjes van het toekomstbeeld dat je wilt realiseren? Wat maakt dat je het toekomstbeeld nog niet hebt gerealiseerd? Welke persoonlijke kwaliteiten heb je nodig om je toekomstbeeld te kunnen realiseren?’
  • Doelvragen waarin er gefocust wordt op een toekomstbeeld. ‘Wat wil je dat er gaat gebeuren? Waaraan zie je straks dat het gebeurd is? Vanaf morgen is het hoe het er in je dromen uitziet. Hoe ziet het er dan uit? Hoe voelt het?’
  • Vragen voor oplossingen en acties waarbij het gaat om het scherper en concreter maken van de doelen. ‘Wat voor mogelijkheden zie je? Wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende mogelijkheden? Wat zijn alternatieven? Waar kun je mee beginnen?’

Bron trainingsmap Sociale Netwerk Versterking (MEE). 2012 www.sonestra.nl

  1. In de tekst over de kunst van het vragen stellen heb je gelezen dat er verschillende soorten vragen zijn. Deze vragen dienen verschillende doelen. In deze opdracht ga je gebruik maken van deze vragen om het perspectief van iemand uit het netwerk beter te leren kennen. Voor aanvullende informatie bij deze opdracht kun je gebruik maken van Communiceren in de zorg van Vilans.
  2. Jullie gaan de stof straks toepassen in de vorm van een rollenspel. In het gesprek dat jullie gaan voeren gaat de professional op zoek naar wederzijdsheid.Wederzijdsheid  houdt in dat het netwerk zich niet alleen voegt naar de wensen van degene met dementie of van de mantelzorger, maar ook eigen ideeën en wensen inbrengt.  In dialoog kan de afstemming plaatsvinden. Dat op zichzelf heeft al een meerwaarde voor wederzijds begrip. Het netwerk van mensen met dementie geeft aan dat zij het contact waardevol vinden doordat zij samen iets ondernemen. Daarmee worden twee doelen gediend: de persoon met dementie en de mantelzorger krijgen via de naasten weer toegang tot de samenleving en leren zich in sociale situaties te bewegen, terwijl de naasten hun eigen gevoelens van schroom of onmacht overwinnen en het contact weer als zinvol ervaren (Witteveen, 2012).
  3. Het gaat om onderstaande casus. In de casus kunnen jullie lezen dat er afspraken zijn gemaakt met de kinderen. Met dochter Evie is de afspraak gemaakt dat zij regelmatiger naar haar ouders toegaat. Er was structureler behoefte aan gezelschap voor vader om moeder te ontlasten. Evie doet soms geïrriteerd. Achter deze irritatie zit dat zij zich eigenlijk vooral een soort oppas voelt. Ze zou veel liever gezamenlijk iets ondernemen, net als haar broer die met vader naar de club gaat. Evie laat deze gevoelens maar moeilijk zien en is zich er ook niet altijd bewust van waar haar irritaties vandaan komen.
  4. Casus
    Het gaat om een echtpaar dat ondersteuning krijgt vanuit casemanagement dementie. Er is bij mijnheer dementie gediagnosticeerd, specifieker:  Alzheimer met vasculaire kenmerken. Tevens heeft mijnheer longfalen.
    Mevrouw heeft vanaf de start van de casemanagementbegeleiding veel moeite met het feit dat haar man initiatief verlies heeft. Ze had al lang het gevoel dat er iets niet klopt, kreeg echter geen gehoor bij andere artsen. Ze was wel enigszins opgelucht dat er toch een diagnose is. 

    Er zijn twee zoons en een dochter. Twintig jaar terug is er in de familie iets voorgevallen waardoor er een gespannen situatie tussen het echtpaar is geweest. De zoon was hier ook zijdelings bij betrokken. Het gehele gezin is toen in therapie geweest. Mevrouw ervaart de ondersteuning van de kinderen niet als voldoende. Eén van de kinderen heeft een gehoorbeperking waardoor het telefoneren moeizaam gaat. Er is één dochter, die onregelmatig langskomt. De zoon komt elke zondag en gaat met zijn vader naar een club. Meneer wordt emotioneel als hij zijn vrouw ziet huilen, aan de andere kant heeft hij (volgens mevrouw) weinig belangstelling getoond toen zij het moeilijk had.  Recent is er een familiegesprek geweest. De uitkomst: meneer blijft 3 dagen naar dagopvang gaan; voor mevrouw wordt professionele ondersteuning gezocht; de inzet van de kinderen wordt besproken en er worden vaste afspraken gemaakt. 

    Mevrouw zegt moeilijk iets uit handen te kunnen geven en doet  graag iets voor een ander. Zo bracht ze bijvoorbeeld zélf haar man naar de dagopvang. Mevrouw heeft de EDIZ ingevuld en daaruit blijkt geestelijk overbelasting. Ze vraagt: ‘Wie gaat er later voor mij zorgen?’ Sinds kort gaat mevrouw naar de psycholoog, naar een contactgroep ervaringsgenoten, en heeft de cursus dementie gedaan. Tevens is ze in december gestart met een hobby en komt er een vrijwilliger om haar man tijdens die uren te ondersteunen. De huisarts heeft de sociaal werker  gevraagd de situatie goed in de gaten te houden; het gaat dan specifiek om overbelasting van de mantelzorger ( = echtgenote) en hoe ze hiermee omgaat. De sociaal werker heeft  contacten met het Ketennetwerk Dementie welke bestaat uit: collega casemanagers dementie, het Mobiel Geriatrisch Team, samenwerking met de huisarts. Tevens is er een halfjaarlijks contact met zorgorganisaties, vrijwilligersorganisaties en mantelzorgondersteuning.

  5. Jullie verdelen de rollen van 1) de mantelzorger (moeder) 2) de dochter en 3) de professional (sociaal werker). In dit vervolggesprek wordt gekeken hoe het gaat, nu dochter regelmatiger naar haar ouders toegaat.
  6. Neem tien minuten de tijd om je in te leven in de rol. Vervolgens oefenen jullie het gesprek waarbij degene in de rol van professional de vraag- en gesprekstechnieken toepast om het perspectief van de dochter te leren kennen. Zorg dat in het gesprek de gevoelens, ideeën en wensen van zowel moeder (mantelzorger) als dochter een plek krijgen. Neem hiervoor 20 minuten de tijd.
  7. Bespreek na. Welke vragen of welke houding zorgde met name voor openheid en ruimte in het gesprek? Zijn beide perspectieven voldoende aan bod gekomen? Wat ging er goed? Wat kan een volgende keer beter? Wissel van rol wanneer jullie nog tijd over hebben.
  8. Welke kennis die je eerder in deze opdracht hebt bestudeerd, heeft je geholpen om de situatie en je eigen aandeel beter te overzien en te verantwoorden?