Kennis en vaardigheden van andere professionals
Kerntaak | Verbinden |
Competenties | Weet de kennis en vaardigheden van andere professionals te benutten ten behoeve van het versterken van het sociale netwerk. Schakelt andere professionals (collega’s) in wanneer ouders en/of brusjes een specifieke vraag hebben. |
Onderwerp | Benutten kennis en vaardigheden van andere professionals |
Werkvorm | Reflecteren en Conceptualiseren |
Samenstelling | Drietal |
Tijd | 90 minuten |
Niveau | mbo |
Doe ik het wel goed?
Je komt als generalist in contact met gezin G. Het gezin bestaat uit vader A, moeder S, drie kinderen en de moeder van A. Het gezin komt uit Eritrea en, op oma na, spreken de gezinsleden goed Nederlands. Vader is met het oudste kind als eerste naar Nederland gekomen, waarna moeder met de jongste twee kinderen volgde. Oma (moeder van vader) is pas later naar Nederland gekomen. Via de huisarts weet je dat bij oma dementie geconstateerd is.
Tijdens het gesprek merk je dat ouders licht geïrriteerd reageren op oma. Er wordt eten op tafel gezet maar, wannneer oma haar eten niet opeet wordt het opzij geschoven. ‘Ze at het vroeger altijd’ zegt S. ‘Ik snap er niets van.’ Wanneer je probeert dóór te vragen op de dementie, verloopt het gesprek stroef. Na het gesprek blijft het je niet lekker zitten. Hoe nu verder? Je twijfelt of jij wel de aangewezen persoon bent om dit gezin ondersteuning te bieden.
Gedeeltelijk gebaseerd op de Volkskrant
‘Ik ben sinds 2 maanden de nieuwe vrijwilligerscoördinator van verpleeghuis Pauwenoord. We hebben zo’n 20-30 cliënten op onze PG-afdeling. Het is zeer wisselend hoeveel aanspraak de bewoners hebben. Bij de één komt de partner dagelijks op bezoek, bij de ander slechts af en toe een verre nicht. Ik hoor daar weleens iets over van de verpleging of spreek wat naasten tijdens een activiteit, maar eigenlijk ben ik nog niet écht met de naasten in gesprek.
Ook hebben we een behoorlijk grote, maar ook zeer dynamische pool met vrijwilligers; maaltijdvrijwilligers, individuele bezoekvrijwilligers, mensen die wekelijks met bewoners naar de markt gaan of helpen tijdens de tweewekelijkse muziekmiddag. Sommigen zien we veel, anderen weinig. Hoe kan ik die vrijwilligers nu het beste inzetten? Ontlasten ze eigenlijk de naasten wel? En is de ondersteuning die de vrijwilligers bieden niet te veel hap-snap?’
Kies één van de twee casussen uit. Kies voor de casus waar jij je het minst competent zou voelen als professional.
Stel je voor dat jij de professional bent in deze situatie. Op welk gebied twijfel jij over je expertise? Op welk gebied heb je mogelijk te weinig in huis om dit gezin ondersteuning te bieden? Schrijf welke kennis en vaardigheden er nodig zijn. Formuleer twee vragen die gericht zijn op kennis (weten), en twee vragen die gericht zijn op vaardigheden (doen). Alles is goed, het zijn jóuw vragen.
Welke disciplines zouden jou mogelijk kunnen helpen om deze vragen te beantwoorden? Denk bijvoorbeeld aan een vrijwilligerscoördinator, een casemanager dementie, een specialist in intercultureel werken.
Het is nu tijd om te bedenken aan wie je deze vragen zou kunnen stellen. Ga in je netwerk, op het internet of op andere plekken, op zoek naar tenminste één van deze disciplines. Neem contact op met deze persoon en bespreek of je je vragen mag stellen.
Stel je vragen en maak een kort verslag van de antwoorden die je hebt gekregen.