E-learning Informele Zorg

Competentieprofiel

Wat is het taakgebied Daartoe heeft de mbo- professional de volgende competenties Daartoe heeft de hbo-professional de volgende competenties
 Vinden  De professional  De professional

De professional zoekt de ouders/brusjes
(verwanten)  en betrokken anderen actief op. Hij weet de mensen te bereiken die zorgen voor een naaste.

Heeft in het werken met degene met  (L)VB ook oog voor de situatie van de mantelzorger.

Toont een actieve houding naar de ouders, brusjes en andere naasten en weet welke collega’s te benaderen bij een ‘niet pluis gevoel’.

Heeft de intentie om op zoek te gaan naar en contact te hebben met de informele zorgers.

Kan op een passende manier contact leggen met de persoon met (L)VB, diens ouders/brusjes/verwanten en met mensen in het sociale netwerk.

 Herkennen  De professional  De professional
Laat  mantelzorgers ervaren dat hij weet wat de gevolgen van (L)VB kunnen zijn. Heeft een vragende houding om te kunnen herkennen in hoeverre de gevolgen van (L)VB, karakter en de omgeving een situatie complex kunnen maken voor de naasten.

Heeft een vragende houding om de gevolgen op de ouders, brusjes en naaste(n) te kunnen herkennen.

Kan het eigen proces van de ouders en brusjes herkennen en daarover met collega’s communiceren.

Beschouwt de persoon met (L)VB, de mantelzorgers en de zorgvrijwilligers als samenwerkingspartners.

Heeft kennis van (L)VB: de zichtbare en onzichtbare gevolgen, kan die kennis overbrengen op ouders, brusjes en andere naaste(n).

Kan het eigen proces van de ouders/verwanten herkennen en bespreekbaar maken.

Begrijpt dat inzet van familie en vrienden een andere impact heeft dan vrijwillige inzet.

Herkent de (on)mogelijkheden van cliënt en verwanten.

Herkent eigen aarzelingen m.b.t. risico’s in het contact met informele steun en kan deze loslaten.

Versterken De professional De professional t.o.v. ouders/verwanten in de mantelzorgrol
Het versterken van  ouders/ brusjes/
verwanten  in hun regie en positie.
Kan het eigen proces van de mantelzorger herkennen en ondersteunen.

De professional heeft oog voor rouwprocessen van de mantelzorger en bespreekt dit met de casemanager.

Kan bespreekbaar maken: hoe ouders/verwanten zo goed mogelijk met elkaar kunnen omgaan in relatie tot cliënt.

Kan bespreekbaar maken: draagkracht van de ouders, door te leren hoe iemand actief zijn situatie kan veranderen.

Kan bespreekbaar maken: de ouders/familie om hun eigen leven te blijven leven en attent maken op de valkuilen van het ‘mantelzorger zijn’.

Kan bespreekbaar maken: wat er moet gebeuren wanneer de ouders voor korte of voor langere tijd wegvallen.

Stimuleert de ouders de regierol te nemen in het (organiseren van het) netwerk.

Versterken De professional De professional t.o.v.  het sociale netwerk
Versterken van rol betrokken anderen in sociale netwerk. Toont, in het dagelijkse werk, kennis te hebben over (L)VB, de daarbij horende gedragskenmerken en de gevolgen daarvan op naasten.

Kan bij eenvoudige vragen advies geven over hoe daar adequaat mee om te gaan.

Ondersteunt het organiseren van betekenisvolle activiteiten.

Is in staat het netwerk te verbinden en voorlichting te geven en te kijken wie een rol kan spelen.

Kan informatie geven over de specifieke beperking en gedragskenmerken van (L)VB en hoe daar adequaat mee om te gaan.

Ondersteunt het denken over het invulling geven aan de vernieuwde relatie(s).

Maakt toekomstplanning bespreekbaar.

 Verlichten  De professional  De professional
Het organiseren van  ondersteuning om ervoor te zorgen dat ouders en brusjes in de mantelzorgerrol de mantelzorgtaken kunnen (blijven) uitvoeren.

Ondersteuning betrokken anderen in sociale netwerk.

Heeft globale kennis van bestaande instrumenten en methoden van socialenetwerkversterking.

Kan taken uit het begeleidingsplan  uitvoeren om: 1) de ouders en brusjes te stimuleren de regierol te nemen in het organiseren van het eigen netwerk, 2) het netwerk in kaart te brengen.

Maakt mogelijkheden bespreekbaar van ondersteuning door een vrijwilliger als respijtzorg en/ of als mantelzorgmaatje.

Schakelt, in afstemming met collega’s, vrijwilligersorganisaties in ten behoeve van de persoon met (L)VB of ten behoeve van de ouders/ brusjes.

Heeft een signalerende rol, vraagt vrijwilliger actief naar zijn/haar ervaringen.

Heeft bijzondere aandacht voor situaties rond (L)VB waarbij (jonge) kinderen betrokken zijn.

Signaleert dreigend isolement van ouders/brusjes en maakt dit bespreekbaar.

Kent de gespecialiseerde organisaties die respijtzorg geven zoals logeerhuizen/ dagbesteding.

Kan moeilijk verstaanbaar gedrag verstaanbaar maken of moeilijke (sociale) situaties invoelen en uitleggen waarom deze ontstaan.

Schakelt vrijwilligersorganisaties in ten behoeve van de persoon met (L)VB.

Kijkt naar mogelijkheden van ondersteuning door een vrijwilliger als respijtzorger of als mantelzorgmaatje.

Weet op basis van welke criteria een matching met vrijwilligers kan plaatsvinden.

Maakt de ouders/brusjes attent op de mogelijkheden van ondersteuning van ervaringsgenoten, al dan niet via bestaande organisaties.

Verbinden  De professional  De professional
Het leggen van verbindingen tussen formele en informele zorg en ondersteuning van het sociale netwerk. Weet navraag te doen naar de organisaties in de regio wat betreft ondersteuning van ouders en brusjes.

Weet navraag te doen naar de organisaties in de regio wat betreft  het betrekken van vrijwilligers.

Kan in professioneel overleg aangeven hoe de gang van zaken is wanneer vrijwilligers betrokken zijn.

Kent de sociale kaart en het sociale netwerk, en de mogelijkheden die deze biedt voor mensen met (L)VB en de mantelzorgers.

Heeft kennis van het regionale aanbod op gebied van zorg, arbeid, dagbesteding en is tevens bekend met gespecialiseerde voorzieningen.

Heeft kennis van het regionale aanbod van vrijwilligerszorg.

Kan buiten de gebaande paden denken en doen, zoekt keer op keer naar passende voorzieningen en passende ondersteuning.

Kent de kracht van een maatje en stimuleert de cliënt om daar gebruik van te maken.

Weet wanneer problemen met ketenpartners, indicatieorganen en uitvoeringsinstanties opgepakt moeten worden.

Weet wanneer problemen in de uitvoering op een ander niveau binnen of buiten de organisatie getild moet worden.