Casemanagement

Ronnie (74) is geboren in Suriname maar woont sinds zijn studententijd in Nederland. Hij heeft er een gezin gesticht met Philomena (68), die wel in Nederland is geboren. Hun drie kinderen zijn inmiddels zelfstandig . Ronnie en Philomena verhuizen naar een bovenwoning in de middelgrote stad waar ze al die jaren woonden. In eerste instantie lijken ze zich prima te kunnen aanpassen. Vrienden en familie blijven komen en ook hun muziekkoor en band kunnen ze gewoon aanhouden. Toch zien de kinderen een verandering bij Ronnie. Hij verbloemt dat hij dingen vergeet. Hij kan zomaar erg kwaad worden. De kinderen zijn alert maar Philomena ziet alles, ze ziet hem afglijden en voelt zich wanhopig. Ze wil niets zeggen uit angst dat Ronnie en zij niet meer samen kunnen wonen. Na een ziekenhuisopname versnelt dit proces. Ronnie is rusteloos, doelloos en heeft steeds meer zorg en ondersteuning nodig. Philomena is radeloos en bespreekt het toch met haar huisarts. Ze vraagt hem het niet aan de kinderen te zeggen. Dat wil de huisarts juist wel. Hij bespreekt de situatie met de praktijkondersteuner ouderen. Die wil graag een gesprek met Philomena en de kinderen. De praktijkondersteuner vraagt Philomena haar kinderen te betrekken en te vragen naar het gesprek te komen. Ze belt samen met Philomena de (bekende) sociaal werker van het wijkteam.

Inmiddels zijn de kinderen geïnformeerd. Ze zijn enorm geschrokken maar ook verdrietig over het feit dat Philomena hier zo lang alleen mee heeft gelopen. Natuurlijk willen ze mee naar het gesprek met de praktijkondersteuner. Die heeft een goed contact met de sociaal werker van wijkteam. Ze hebben voor dit gesprek de taken verdeeld. De praktijkondersteuner zal de mogelijkheden vertellen die er voor Ronnie zijn als de situatie slechter wordt.  Zij heeft de rol van slechtnieuwsbrenger en zal ook met Ronnie spreken.  De sociaal werker is de casemanager die alle aspecten en perspectieven kan overzien.  Zij is de persoon die Philomena en de kinderen helpt om de situatie goed te organiseren. Zij zal later dichtbij het gezin blijven en mogelijkheden bekijken voor Philomena.

• Probeer je voor te stellen hoe het voor moeder is om dit gesprek met de kinderen aan te gaan. Hoe zou jij, als sociaal werker van een wijkteam, haar kunnen helpen de kinderen te informeren? Bedenk hoe jij dat gesprek kan uitvoeren. Welke vragen heb je aan Philomena? Waar wil je dat het gesprek plaatsvindt? Hoe verloopt volgens jou de samenwerking met de praktijkondersteuner?
• Wat doet een casemanager dementie precies? Kijk hier.
• Maak de informatie die je hebt gevonden toepasbaar op de bovenstaande casus.
  • Maak het specifiek voor de ondersteuning van Philomena. Bedenk welke mogelijkheden de casemanager heeft om de taak van Philomena te verlichten.
  • Noem in ieder geval 3 manieren om Philomena te kunnen verlichten en werk die uit op 1 A4.